Overmeesterd door een (opnieuw) diep teleurstellend gevoel bij het bekijken van een Hindoe televisieprogramma ‘Hindoes bidden voor verlichting’ gepresenteerd door Narsingh Balwantsingh op zondagavond 26 april j l met betrekking tot al het leed van de Coronacrisis, moet ik even mijn hart luchten. Gebed, is zeker van groot belang. Omdat het een strohalm is, waar we ons aan kunnen vastklampen, zeker in moeilijke tijden, zoals de huidige.

Echter, als Hindoe voorganger en zeker als Hindoe geestelijke verzorger, verwacht de gewone mens meer in zo’n half uur durende televisie-uitzending. Bovenal degenen die zelf in de vuurlinie van Corona besmetting, ziekte en verlies van dierbaren hebben gestaan, verwachtten meer dan alleen een oppervlakkig kort gebed door maar liefst vier voorgangers. Het ontbrak aan vele, vele factoren in het hele programma. Bijvoorbeeld:

  • De verbindende factor, verbondenheid (in de huidige afzondering). Integendeel: het programma was doorspekt met grote afgescheidenheid. Letterlijk en figuurlijk.
  • Een hart onder de riem.
  • Geef niet op, moed houden, heb vertrouwen in de Almachtige.
  • Blijf hopen op gezondere tijden; dat kan door gezond te leven, de natuur op te zoeken (minstens een half uur dagelijks een natuurwandeling maken).
  • Huil als je behoefte hebt aan huilen, maar blijf ook lachen (een goeie comedy op tv werkt als medicijn).
  • En probeer als ’t lukt te mediteren (hierover straks meer).
  • Geen straf. Zie wat ons, de hele mensheid nu overkomt niet als straf. Want God straft niet. God heeft lief.

Maar ondanks de liefdevolle zegeningen van God zijn en blijven wij, elk individu afzonderlijk en ook groepsgewijs verantwoordelijk voor al onze eigen daden. Op een oorzaak (het doen, denken, spreken) is er altijd een gevolg. Altijd. Dat is de Kosmische wet van oorzaak en gevolg (Karma in het Sanskriet). De vrucht van Karma is het gevolg van onze eigen daden. De hele schepping waar wij mensen, dieren, planten onderdeel van zijn, drijft op de Kosmische wetten van Karma en Dharma (de eeuwige wet van ethiek en moraal waar de hele schepping op drijft). Daar ontkomt niemand aan.

Al het bovenstaande is een kilometers diep gat geweest in een televisieprogramma dat o zo mooi en warm had kunnen zijn.

Want gebed, zeker in de door ons gebruikelijke zin, waarin gunstvraag een belangrijk onderdeel is, is zeker niet voldoende. Zeker in een crisissituatie als waarin we leven. Omdat het onvoldoende kiemkracht heeft om voor de continuiteit van het leven noodzakelijke innerlijke processen te activeren zoals zelfinzicht en eenheidsgevoel en de ultime essentie van het bestaan.

Daarvoor heb je contact met je diepste innerlijke zelf, zeg maar het Goddelijke in jou nodig. En dat kan alleen door meditatie.

Meditatie

Om in meditatie (de 7e tree in het achtvoudige yoga pad van Patanjali) te kunnen komen is concentratie (Dharana in het Sanskriet, de 6e tree in het achtvoudige yoga pad van Patanjali) een voorname vereiste. Een hulpmiddel hierbij is bijvoorbeeld mantra recitatie (Jappa in het Sanskriet). Waarbij tijdens de recitatie gebruik wordt gemaakt van een Jappa mala (een koord van 108 natuurlijke kralen, waarin het getal vele betekenissen heeft). Kan of mag men om welke reden dan ook de ogen niet gesloten houden tijdens de recitatie dan is concentratie tijdens het mediteren ook mogelijk door naar de vlam van een witte kaars of diya, of een witte/roze roos, of een goddelijk plaatje/beeldje, te staren. Hiervoor zijn dan ook al de schitterende plaatjes en beeldjes die Hindoes hanteren bedoeld. Is men gaandeweg in staat die één-puntige concentratie tijdens de meditatie vast te houden dan zijn al deze uiterlijke attributen niet meer nodig. Maar bij terugval (wat doodnormaal is) mag men zeker opnieuw een beroep doen op de strohalm van een hulpmiddel om te concentreren.

Dit zijn hele simpele methodes om de één-puntige concentratie vast te houden tijdens het mediteren. Methodes die niet Hindoe godsdienstig gerelateerd zijn, maar puur universeel met als doel de eigen spirituele ontwikkeling die zeker ook tot verbondenheid met het grotere geheel leidt, doordat het onderscheidingsvermogen, onze diepere wijsheid, tot groei en bloei komt. En ons daarmee ook geestelijk sterker maakt. Je hebt dan je hart ‘Verlicht’. Je hebt moksha, zelf-Realisatie ín het leven bereikt, wat het grootste spirituele doel, de hoogste Kosmische taak van elk mens ín het leven is.

Door je hart te Verlichten, verlicht je ook je geest; je maakt de zware pijn en het verdriet bij ziekte en verlies van dierbaren lichter (Verlichting). Ten prooi vallen van innerlijke angsten voor ziekte, ouderdom, de dood en verlies van dierbaren kun je hierdoor voorkomen of draaglijker maken.

Wij mensen gaan ervan uit dat wij elk een ‘eigenheid’ zijn, een soort wezen levend op een eigen eilandje te midden van de ander (baan, bezittingen, gezin, etc.). Met de levenshouding van “ach, ik geniet zoveel mogelijk van het leven” (overmatig eten en drinken, feesten, bezitten, egoïsme, hebzucht) “want ik ga toch een keertje dood en als t vandaag of morgen gebeurt dan heb ik in elk geval genoten.” Dus diabetes, hoge bloeddruk, hart-vaat ziekte, dat geeft niet. Maar wij leven niet als los individu op een eigen eilandje te midden van de rest.

In alle Hindoe geschriften, tevens in de yoga filosofie, wordt deze levenshouding het oppervlakkige bestaan genoemd. Onder andere in hoofdstuk 13 van de Bhagvata Geeta wordt dit heel mooi verduidelijkt door Krishna aan Arjuna. Krishna die staat voor de Enige Echte Schepper, het Opperste wezen en Arjuna als symbool van elk mens op de wereld. Krishna hamert in de hele Bhagavata Geeta op het feit dat deze oppervlakkige, materialistische levenshouding gebaseerd is op onwetendheid. Men kan tien academische titels voor de naam hebben staan, maar zolang men in dit denkniveau blijft steken (kan bij velen een leven lang duren), is en blijft men in onwetendheid leven. Dit bedoelt ook Jezus, hangend aan het kruis met “Vader vergeef het hen want zij weten niet wat zij doen” (onwetendheid).

In hoofdstuk 13 van de Bhagvata Geeta legt Krishna het onderwerp onwetendheid nogmaals heel mooi uit aan Arjuna. Alhoewel wij afzonderlijke lichamen zijn, zijn wij zeker geen eenzelvig individueel levend individu, levende op en in ons eigen eilandje, te midden van elkaar. Wij zijn wezenlijk onderdeel van een groter geheel, innerlijk verbonden aan elkaar door een subtiele goddelijke vonk en zullen dat altijd (en misschien eeuwig) blijven.

Het grotere geheel

Uitgaande van die Universele goddelijke vonk, die het lichaam van alle bestaande individuen continu verlicht en leven schenkt, zijn alle levende wezens onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Dit innerlijke Licht wordt in de spirituele wereld ook wel het Kosmische zilveren koord genoemd waarmee alle harten van alle levende wezens aan elkaar verbonden zijn. Hierbij niet vergetende dat ook de totale natuur meegaat in deze onlosmakelijke verbondenheid. Wij hebben alle elementen die we zowel kunnen zien en ervaren als niet kunnen zien en ervaren (subtiele elementen), nodig om te kunnen leven en te kunnen overleven: de bomen en planten, dieren, de regen, ’t water, de zon, de wind, de grond, etc. Elk individu, of ’t nou een mens of een dier is, is dan ook een kleine schakel in een grotere en lange keten van grove en subtiele elementen en energieën, ook in economische, politieke, medische en zorg, godsdienstige, educatieve en opvoedkundige (ethiek/moraal) opzichten. Ongeacht kleur, ras, maatschappelijke status (het Dharma principe).

Ben je in staat om als mens binnen dit geheel te laveren, gefundeerd in het principe van Dharma, dan ben je een wijs mens, een ‘wetende’ zoals Krishna dat verwoordt.

Degene die dit goed beseft en met de kennis van dit vaststaande feit leeft, dit toepast in zijn dagelijkse doen en laten, heeft onderscheidingsvermogen ontwikkeld. In de Hindoe filosofie wordt dit Buddhi genoemd. Hij leeft vanuit het diepere inzicht (Buddhi Yukta) en is daardoor een wijs mens, een echte Wijze. Leven vanuit de ‘kennis van de Kenner’ (Buddhi Yoga), zegt Krishna aan Arjuna.

Wijsheid-Onderscheidingsvermogen

Dit zelfbesef, het innerlijke inzicht, kan elk mens ontwikkelen door middel van meditatie, wat een groot verschil is met gebed. Ook ik bid. Maar de innerlijke ervaring in meditatie ontbreekt wel in een gebed van 1 tot 3 minuten. Mediteren doe je niet door 1 tot 5 minuten even voor een soort van altaar te staan of te zitten met de handpalmen tegen elkaar bij je hart en even snel 3 maal een mantra op te dreunen en God te vragen om van alles en nog wat. Dat is maar een klein gebedje voor de vruchten van het gebed. Een zeer bekende swami geeft in één van zijn lezingen het verschil tussen gebed en meditatie zeer mooi aan: het woord bidden staat dichtbij het woord bedelen. Bedelen om…: ‘lieve God geef mij dit en geef mij dat’; terwijl je in meditatie in gesprek gaat met God. Je gaat een intrinsieke verbintenis aan met die goddelijke vonk in jou om dat goddelijke Licht in jou weer te helpen aansteken. En met dit regelmatige, minstens 15 tot 30 minuten durende innerlijke gesprek met God, dat meditatie heet, kan je het onderscheidingsvermogen, het diepere inzicht, Buddhi Yukta, ontwikkelen. Pas in meditatie komt het bezinningsproces op gang. Dan ben je echt bezig met het vrij maken van de universele intrinsieke ethische waarden van Dharma (respect, geduld, tolerantie, geweldloosheid, tevredenheid, dankbaarheid).

Hopelijk hebben Narsingh en onze voorgangers en geestelijke verzorgers met het programma “Hindoes bidden voor verlichting” dit tweevoudige doel ten behoeve van de hele wereld (universeel) voor ogen gehad. Of niet?

Gemiste kans

In mijn optiek blijft het een grote gemiste kans voor onze voorgangers en geestelijke verzorgers én de Hindoe tv-programma makers. Een mooie kans om het menselijke levensproces met zijn ups en zware downs vanuit de Hindoefilosofie universeel neer te zetten, hebben zij gewoon verkwanseld. Jammer, jammer, jammer.

Citaat:

“Mijn wolken, treurend in het duister, vergeten dat zijzelf de zon verborgen houden”.

Rabindranath Tagore

Mantra:

“AUM, Amrita svarye namaha” (DAT wat altijd straalt, daar buig ik voor)

                                              Bhagvata Geeta hoofdstuk 10

Bron: Bhagvata Geeta en mijn yoga filosofie handleidingen.