Niet zo erg lang geleden was ik aanwezig in een groepsetting die werd ingeleid door een bekende vertegenwoordiger uit onze gemeenschap en moest ik weer eens verkeerde en halve informatie aanhoren over het “Hindoeisme”. Dit heeft mij geprikkeld om hierover te gaan schrijven.
“Hindoeïsme”
Niet zo erg lang geleden was ik aanwezig in een groepsetting die werd ingeleid door een bekende vertegenwoordiger uit onze gemeenschap en moest ik weer eens verkeerde en halve informatie aanhoren over het “Hindoeisme”. Dit heeft mij geprikkeld om hierover te gaan schrijven.
Ik plaats dit woord tussen aanhalings- en sluittekens omdat het “Hindoeïsme” een onjuiste uitdrukking is. Het “Hindoeïsme” bestaat eigenlijk niet, omdat het geen gestichte godsdienst is, niet is opgericht door een persoon, dit in tegenstelling tot andere (wereld) godsdiensten. De Hindoe filosofie is geen godsdienst. Godsdienst belijdenis met daaraan gekoppeld de rituelen is maar een klein onderdeel van de totale Hindoe filosofie. De Hindoe filosofie is een manier van leven, een levenshouding, daar het uitgaat van de veronderstelling dat religie niet zozeer een juist geloof of leer is, als wel een juist leven, varend op eigen ervaringen en de principes van Dharma en Karma. Niet de leer, niet ‘het geloven’, de zogenoemde dogma’s, zijn belangrijk, maar gedrag en levenswijze zijn van groter belang. “A way of life” dus die voor elk volk over de hele wereld toegankelijk is. Essentieel is namelijk het gedachtegoed van eenheid en harmonie, want wij zijn allemaal kleine vonkjes, voortgekomen uit die Éne en Énige Grote Goddelijke Vonk. Daarom is de Hindoe filosofie ook een universele filosofie, een universele manier van leven, waarin omsloten is de eigen innerlijke overtuigingen, gevormd door eigen ervaringen en gedragen door de fundamenten van Dharma. De Dharma principes van ethiek en moraal die bij de schepping zijn meegegeven aan de gehele mensheid, als Kosmische wetten.
Uit deze Kosmische wetten vloeit onder andere voort dat de mens een eigen vrije wil heeft om keuzes te maken, en omdat de mens een eigen vrije wil tot keuzes maken heeft, is men ook zelf verantwoordelijk voor zijn/haar eigen daden. Daarom heeft de mens ook nog een denkbewustzijn, in tegenstelling tot de dieren die drijven op hun instinctieve bewustzijn (instinct tot zelfbehoud in voeding, bescherming, voortplanting).
Gevestigd in ons denkbewustzijn heeft de mens de vrijheid om keuzes tot besluitvorming te maken en is men daarmee ook zelf verantwoordelijk voor het eigen handelen. Regels van straffen en belonen zijn in de Hindoe filosofie níet aan de orde.
Doordat wij mensen bij de schepping al gezegend zijn met de Dharma principes van ethiek en moraal is de mens in staat om zijn/haar innerlijke overtuigingen van leven, je levenshouding, te funderen op deze universele Kosmische wetten. Leven als een echte Hindoe is dan ook op deze universele Kosmische wetten gebaseerd. Dit betekent dat elk mens, ongeacht ras, kleur, geografische ligging, innerlijk een Hindoe kan en mag zijn. Een Hindoestaan of Indiër die vegetariër is, hoeft dus nog geen echte Hindoe te zijn. Terwijl die blanke Westerling, zelfs een dakloze, die én vegetariër is én denkt, handelt, leeft vanuit de Dharma eigenschappen juist wél innerlijk Hindoe is. Uitgaande van dit principe zijn zelfs zogenaamde ‘heiligen’ en ‘vromen’ die hun handelen niet funderen op de universele Kosmische wetten van Dharma en Karma, geen echte Hindoe.
De essenties van de Hindoe filosofie zijn enerzijds de principes van:
– Dharma, zoals bijvoorbeeld: onbaatzuchtige dienstbaarheid aan medemens, milieu, en de hele natuur, tolerantie, geweldloosheid (jegens de medemens, natuur, milieu en jezelf), de eigen deugdzame innerlijke houding, spirituele (innerlijke) groei met daarmee innerlijke bevrijding. Spirituele groei, innerlijke bevrijding middels onder andere meditatie.
– Karma
– Reïncarnatie
Karma
Karma betekent letterlijk ‘handeling’-‘werk’ en omvat alles wat men doet, zegt of denkt en zelfs wat men nalaat te doen, te zeggen of te denken, daar waar de noodzaak daartoe wel aanwezig is.
Karma is een zeer gecompliceerd onderwerp, waarvan niemand mag en kan beweren het volkomen te weten en te begrijpen. Ondanks de vele informatie die ik verkreeg in al mijn cursussen en zelfstudie zal ik nooit beweren dat ik het weet. Het kleine beetje dat ik er wel van begrijp, probeer ik hier neer te zetten.
Zoals in de fysica de fysische energie wordt geconserveerd en opgeslagen, zo wordt ook in de geestelijke wereld alle morele energie geconserveerd door de wet van Karma. Geen enkele gedachte, woord of handeling kan verloren gaan. Alles wordt geconserveerd en opgeslagen en zal te zijner tijd uitwerken. Vergelijk dit met het geheugen van de harde schijf van de computer. Zo is er ook een Kosmische harde schijf, die in de geschriften ook wel de Ákaasha Records’ wordt genoemd (‘de kosmische opnames’ oftewel ‘de karmische blauwdruk’).
Het principe dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn/haar eigen daden vindt zijn grondslag in de karma filosofie. Dit betekent dat niemand aan Karma kan ontkomen, want de wet van Karma is een Kosmische wet van Oorzaak en Gevolg. De wet die ook door het Dharma principe expliciet gedragen wordt. Dharma en Karma zijn in elkaar verweven en kunnen niet los van elkaar gezien worden. In de Bhagvata Gita zegt Krishna tegen Arjuna: “Ik ben de Oorzaak van alle oorzaken”. Aangezien de hele schepping ook een oorzaak van iets is, betekent deze boodschap van Sri Krishna voor mijzelf dat zonder deze Oorzaak er ook geen schepping mogelijk was geweest en is (de schepping duurt continu voort). Uit documentaires die regelmatig uitgezonden worden door National Geography kan men ook constateren dat vele Westerse wetenschappers beginnen te twijfelen aan de ‘Big Bang’ theorie, die zegt dat het hele planetenstelsel, het sterrenstelsel, het hele universum, is ontstaan uit een Oerknal van chemische processen. Maar…..wat is de Oorzaak van die chemische processen?
Er is dus veel meer dat wij met onze beperkte denk-geest niet (zullen) kunnen begrijpen en gewoon moeten kunnen accepteren. Maar, vooral de Westerse mens, wil altijd ‘weten’. Zelfs Socrates zei ooit: ‘ik weet dat ik niet weet’.
In de Karma filosofie is er geen sprake van ‘straffen en belonen’ (het universum straft niet). Wat men in zijn/haar Kosmische harde schijf heeft opgeslagen, moet op een gegeven moment ook weer ‘eruit komen’.
Reïncarnatie
Het ideaal van de Hindoe filosofie is de hoogste groei van de menselijke geest. Hiermee wordt bedoeld een zodanig deugdelijk leven leiden dat men zich verheft van het dierlijke denkniveau (bijvoorbeeld: geweld, intolerantie), via het menselijke naar het geestelijke (spirituele) niveau. Dit laatste, het zich verheffen tot het spirituele niveau, gevestigd zijn in het innerlijk, verbonden met die kleine goddelijke vonk, het innerlijk verlichten met Onvoorwaardelijke Liefde, Harmonie en Wijsheid, is het hoogste goed binnen de Hindoe filosofie.
De mens is een spiritueel wezen, ‘een kleine ziel’, die voortgekomen is uit die Éne en Eeuwige, Onsterfelijke Grote Ziel. De mens als een kleine goddelijke vonk, verpakt in een lichaam. Omdat die Eeuwige Grote Ziel onsterfelijk is, is ook die kleine goddelijke vonk in de mens onsterfelijk. In onder andere hoofdstuk 2 van de Bhagvata Gita vertelt Sri Krishna aan Arjuna dat de ziel nooit is geboren en ook nooit zal sterven. Zoals de circulatie van eb en vloed, het komen en gaan van zomer en winter, betekent dit dat het leven niet enig en op zichzelf staand is, maar een schakel uit een keten van levens. De essentie van de mens is de ziel, verpakt in een lichaam. Het lichaam vergaat, maar de mens als ziel blijft evolueren. In het bijzonder staat de geestelijke evolutie, spirituele groei in de Hindoe filosofie als hoogste goed van de mens aangeschreven. Zoals een mens nieuwe kleren aantrekt en de oude wegdoet, zo ontdoet de onsterfelijke en onverwoestbare ziel zich van versleten lichamen en verschaft zij zich een nieuw lichaam om de geestelijke evolutie voort te zetten in een nieuw leven. Want voor ultieme spirituele evolutie van de ziel zijn vele levens nodig. De ziel zelf is nooit geboren en zal nooit sterven. Maar het lichaam is en blijft sterfelijk. Het lichaam, de verpakking van die kleine ziel, moet sterven, nadat die Karmische Blauwdruk van het ene leven is uitgewerkt. Dit betekent dat reïncarnatie, wedergeboorte van de ziel, beheerst wordt door de wet van Karma.
Eén van mijn spirituele leraren heeft deze “Karmische Blauwdruk” heel aanschouwelijk uitgelegd:
Leven en sterven, zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Sterven, doodgaan betekent vernieuwing, een nieuw begin. Het lichaam vergaat, de ziel blijft voortleven. Hoe en waar weet niemand. Voor mij is dit ook niet van belang om te weten (sommige tradities noemen deze plek “Zomerland”).
In elk geval keert de ziel ooit weer terug, dat is reïncarnatie, wedergeboorte. Afhankelijk van de Karmische Blauwdruk, waarin ervaringen van vorige levens, en onder andere niet vervulde verlangens zijn opgeslagen, kiest de ziel tot wedergeboorte, weliswaar in een andere lichamelijke ‘verpakking’. Maar niet de totale Kosmische harde schijf wordt in het volgende leven uitgewerkt. Hiervoor gaf mijn leraar het voorbeeld van een appelboom vol groene appels. Dat is de ziel met haar totale opslag op de harde schijf. Zodra één appel gerijpt is, betekent dit dat de ziel er klaar voor is om opnieuw geboren te worden. Die ene rijpe appel is slechts een klein pakketje van die totale Karmische Blauwdruk van die ziel, die hij/zij in het gekozen leven moet gaan uitwerken. Dit kleine pakketje Karmische Blauwdruk wordt Prarabdha Karma (lees: praarebdhe) genoemd. Het grote totale pakket van die hele appelboom met alle groene appels heet Sanchita Karma (lees sentjita). Hieruit kunnen we concluderen dat Karma niet statisch is, maar dynamisch. Een dynamische en continu principe dat verleden, heden en toekomst tot een onverbrekelijk geheel verbindt.
Er zijn veel meer karma aspecten die ik weglaat, omdat ze in deze context niet relevant zijn. Relevant is om te weten dat Karma volledig los staat van fatalisme.
De mens draagt zijn gehele verleden met zich mee en kan het niet wegwissen. Maar hij kan wel werken aan zijn toekomst. Wij zijn wat we van onszelf gemaakt hebben in het verleden en we worden in de toekomst wat we nu van onszelf maken (verantwoordelijk voor je zelf gekozen daden). Daarom is leven volgens Dharma, deugdzaam leven, het allerbelangrijkste. Godsdienst belijdenis hoeft daarbij niet zozeer centraal te staan. Essentieel is hard werken aan je zelf. Leren van fouten die men maakt en actie ondernemen om die fouten niet te herhalen. Leren van fouten uit onze omgeving en beseffen dat we zelf die fouten niet hoeven te maken. Komt men in problemen van welke aard dan ook, dan is het zaak om die problemen op te lossen. Hulp zoeken is daarbij niet beschamend, maar vaak noodzakelijk. Want je fouten herstellen en je problemen oplossen betekenen innerlijke groei.
Het begrip “God”
Niet zelden hoor ik Hindoestaanse (ik zeg bewust niet ‘Hindoe’) vertegenwoordigers en voorgangers de woorden ‘Goden’ en ‘Godinnen’ in groot publiek en in de media gebruiken. Een hele trieste zaak. Want in de heilige geschriften van de Hindoe filosofie komen geen Goden en Godinnen voor. De Hindoe filosofie gaat uit van die Ondeelbare Éne. God is Totaliteit, een Totale EENHEID, Eeuwige Waarheid, Ongeboren en Onsterfelijk.
De volgende vers uit de Aitreya Upanishad spreekt voor zich:
Verheven boven naam en vorm is Hij. De goddelijke Ene,
Transcendent en immanent is Hij die niet geboren is;
Verheven boven het bedrieglijk zijn en het steeds falend denken
Staat Hij, de Almachtige, de Onsterfelijke, die louter Waarheid is.
Het woord God is voor mijzelf maar een metafoor. Ooit zei een atheïstische kennis tegen mij dat hij niet in God geloofde. Als antwoord op mijn vraag waarin hij wel geloofde zei hij ‘een Kracht’. Stil werd hij toen ik hem erop attendeerde dat die Kracht waarin hij geloofde, door anderen voor het gemak God werd genoemd. God is de Alles Doordringende, Almachtige, Alomtegenwoordige, Volmaakte Ziel. De OER-Kracht, OER-ENERGIE, het Allerhoogste Bewustzijn. De Schepper zonder eigenschappen en toch wel met eigenschappen. Anders was er geen schepping geweest met eigenschappen, functies en kwaliteiten. Dit betekent dat de Schepper enerzijds geen vorm, geen kleuren en geuren, geen geslacht heeft, anderzijds wel. Want alles wat wij kunnen en niet kunnen waarnemen, komt voort uit die ene ondeelbare volmaaktheid en zal ook wederkeren in die ondeelbare volmaaktheid.
Een mooi voorbeeld voor deze ondeelbare volmaaktheid is de volgende mantra:
Aum Purnamadah purnamidam
Purnaat purnamudachyatee
Purnasya purnamadhaaya
Purnam-e-vaa- vashisyatee
Dat is het geheel. Dit is het geheel.
Uit het geheel is het geheel voortgekomen
Als van het geheel het geheel wordt afgetrokken
Dan blijft het “geheel” over.
Omdat God energie, bewustzijn is, kan men God dus ook niet zien. God is en blijft een abstract begrip dat men alleen innerlijk kan ervaren.
“Waarom dan zoveel verschillende beelden bij de Hindoes?”
Het antwoord is heel simpel. Als eigenschap heeft ook God verschillende functies, anders zouden wij mensen ook geen verschillende functies hebben: vader, moeder, koning, president, minister, etc.
Een weergave van de vele functies (Eenheid en toch Veelheid), vinden we terug in de volgende mantra:
Tvameva maataa cha pitaa tvameva
Tvameva bandhuscha sakhaa tvameva
Tvameva Vidhyaa dravinam tvameva
Tvameva sarvan mama deva-deva
Gij alleen, o God, zijt mijn moeder, mijn vader, mijn bloedverwant, mijn vriend, mijn kennis en wijsheid, mijn weelde, U bent Alles.
Omdat de mens vaart op concreetheid, aanschouwelijkheid, bedacht men in het oude subcontinent van India al de plaatjes en beeldjes die het begrip God zouden moeten voorstellen met Zijn/Haar verschillende functies vanuit het goddelijke mannelijke aspect dat voor Bewustzijn staat en het goddelijke vrouwelijke aspect, dat voor de scheppende Kracht van de Heilige Moeder staat. Deze twee Oer Krachten hebben elkaar nodig om te scheppen; zonder deze twee energiekrachten is schepping niet mogelijk. De woorden ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ zijn helemaal niet van toepassing op het begrip God als Enige Volmaaktheid. God als Ondeelbare Volmaaktheid, als Alomtegenwoordige Oer Energie overstijgt het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk dat voortkomt uit het menselijk denken.
De mens kan niet zonder symbolen. Al de afgebeelde symbolen had en heeft men nodig, als handvat en houvast om zich in gebed te kunnen concentreren. De plaatjes, beelden zijn in prachtige schoonheid geschilderd en gebeeldhouwd, als goddelijke manifestaties. Synoniemen van God worden hierin uitgebeeld. Synoniemen van God als Ultieme Schoonheid, Ultieme Liefde, Ultieme Waarheid, vernietigende en herscheppende/vernieuwende Kracht. God als Licht der Lichten. Daarom is God geen materieel waarneembaar object, maar datgene wat je door overgave, onbaatzuchtige Liefde en Harmonie kunt ervaren. Ook in innig onbaatzuchtig gebed, contemplatie en meditatie met de juiste intentie verbindt men zich met die immanent aanwezige goddelijke vonk. Men hoort weleens iemand vertellen dat hij/zij een spirituele ervaring kreeg. Dat is de innerlijke ervaring van het goddelijke. De beelden en plaatjes zijn maar een hulpmiddel om onze wervelende geest (‘monkey mind’) tot rust te brengen, vooral tijdens innig gebed en meditatie. Op een gegeven moment, als de geest eenmaal tot rust is gekomen en men zonder hulpmiddel kan concentreren, heeft men de beelden en plaatjes niet meer nodig en kan men verder gaan in meditatie.
Zoals in het Christendom Jezus middels geboorte op aarde kwam, zo hebben Hindoes hun goddelijke incarnaties, die ook met een bepaald doel op aarde incarneerden, zowel in de menselijke vorm van man als vrouw. Aan deze incarnaties werd een eigen naam toegeschreven, in relatie tot het doel en de functie die de geïncarneerde goddelijkheid op dat moment, op die plaats, had.
Het woord G O D bestaat uit 3 letters die staan voor:
G= Generator (dat wat creëert, schept).
O= Organizer (dat wat onderhoudt, verzorgt).
D= Destroyer (dat wat vernietigt om te vernieuwen).
Ook hier zien wij dus de verschillende functies van God, die weer terugkomen in de plaatjes en beelden. Men is vrij om te kiezen voor het zich richten tot een bepaalde goddelijkheid. Men hoeft niet precies hetzelfde te geloven of te doen (er zijn vele wegen die naar Rome leiden; in dit geval ‘naar God’).
Rituelen en Ceremoniën
Op grond van de vrije keuze in geloofsbelijdenis met de daarbij behorende gebedsdienst en de daarbij behorende goddelijkheid, is binnen de Hindoe filosofie een klein deel gewijd aan rituelen en ceremoniën, die niet iedereen noodzakelijk vindt, maar wel nodig voor velen. Wat oorspronkelijk als spirituele activiteit bedoeld is geweest (Yajna), is helaas verworden tot een meer technische liturgie (Karmkand), met het vuuroffer als hoogtepunt. Niet alleen in de tempel, maar ook thuis in gezinsverband worden rituele diensten en ceremoniën verricht. Voor elk doel dat men nastreeft is er een apart ritueel c.q. ceremonie, met de daarbij behorende mantra’s, die de pandit (de voorganger) uit het hoofd zou moeten kennen. De hele ceremonie, waarin sprake is van vuur/vuuroffer, offerboter (geklaarde boter, ghee), zoete offergaven, fruit, bloemen en waarin ook doorgaans geofferd wordt aan de natuur, natuurelementen (de zee, de atmosfeer, de zon, de maan), is een symbolische weergave van de mens om tot God te komen enerzijds; anderzijds is het een uiting van dankbaarheid aan de Schepper voor alles wat de Schepper de wereld als grote eenheid schenkt. Het is een waardevolle en waardige uiting van respect en dankbaarheid aan de Goddelijke Krachten van de Natuur voor alles wat uit de Natuur voortkomt, onder andere: de atmosfeer, aarde, water, vuur, lucht, en daarmee de hele voedselketen. Om verschillende redenen wordt ook de koe, in het bijzonder door agrariërs, vereerd, ook als symbool van de natuur (het land dat bewerkt wordt, veeteelt), daarnaast als dank dat de koe ons melk geeft; bovendien is de koe de enige uit het dierenrijk dat naast de mens ook 9 maanden drachtig is. Tijdens de ceremonie, zowel in de tempel als in huiselijke sfeer, worden ook religieuze liederen en mantra’s gezongen.
Een uniform geloofsleer is er niet in de Hindoe filosofie. Omdat elk mens anders is, en niet hetzelfde, op hetzelfde moment, op dezelfde plaats en in dezelfde situatie nodig heeft, mag men in de Hindoe filosofie zijn/haar eigen keuzes maken. Ook hier weer de vrije wil. Vrij in het kiezen van de goddelijkheid die men wil vereren, afhankelijk van het doel dat men nastreeft of de situatie waarvoor de ceremonie bedoeld is. Daarnaast zijn er algemene religieuze vieringen, zoals het Divalifeest (in het Westen Lichtfeest), waarin de Heilige Goddelijke Moeder in de verschijningsvorm van Laxmi, de goddelijke Moeder van Licht, Liefde en Voorspoed, vereerd wordt door alle Hindoes. Bij geboorte van een baby is er een speciaal ritueel, bij crematie van een dode zijn er diverse rituelen, evenzo bij huwelijk.
Gaandeweg zijn veel ceremoniën beladen geraakt door culturele gebruiken en tradities uit India. De laatste jaren begint hierin verandering te komen. De bewustere hedendaagse jongeren, die naar meer diepzinnigheid en spiritualiteit verlangen, nemen terecht niet alles voor lief. Ze gaan kritisch op zoek en kiezen in hun ceremonie voor die onderdelen die echt religieus en spiritueel van belang zijn.
Het is een absoluut gegeven dat de Hindoe filosofie ervan uitgaat dat niet iedereen hetzelfde hoeft te doen en te geloven omdat niet iedereen hetzelfde is. Er is geen uniformiteit. Tijd, omstandigheden en geografische ligging spelen ook een belangrijke rol. Het gaat om de eenheid in verscheidenheid. Eenheid wordt niet gezocht in uniformiteit van geloof en eredienst, maar meer in het gemeenschappelijk zoeken naar de Ultieme Waarheid, het goddelijke. Want er is maar één religie, maar zolang er mensen op aarde zijn, zullen er verschillende godsdiensten zijn.
Afsluitend wil ik het volgende nog kwijt:
Vaak hoor ik vele Hindoestaanse broeders en zusters, jong en oud, zeggen dat het ‘Hindoeïsme’ te gecompliceerd is en daarom kiezen voor een andere geloofsovertuiging. Men beweert ook dat het ‘Hindoeïsme’ langzaamaan zal uitsterven, omdat het polytheïstisch zou zijn. Kom je echter in ashrams (soort kloosters) in India dan is het frappant om te constateren dat het grootste aantal gasten en serieuze deelnemers aan ashram (spirituele en godsdienstige) activiteiten bestaat uit andere (Westerse) volkeren dan Hindoestanen en Indiërs.
Hoe zou dat toch komen?
Komt het door onwetendheid en onbegrip over de Hindoe filosofie als way of life en niet als polytheïstische godsdienst? Vanuit mijn eigen beleving kan ik met grote overtuiging stellen dat de Hindoe filosofie prachtige en simpele praktische tools geeft voor een voorspoedige ethische leefwijze en bovenal voor een hele degelijke opvoeding van onze nageslacht. Handvatten die nodig zijn voor het ontwikkelen en bevorderen van inzicht, wijsheid, acceptatie en innerlijke rust. Kwaliteiten die ook nodig zijn voor het ervaren van het innerlijk welbevinden.
Meer weten? Lees dan:
-Op weg met de Bhagvata Gita, auteur: Mansukh Patel
-Karma Yoga, Bhakti Yoga, Jnana Yoga, Raja Yoga van Swami Vivekanda
-Mandukya en Mundaka Upanishad uit ‘Het Mysterie van het Zelf-Upanishaden’ van Dr.W.H.van Vledder